Anne-Marie Stevens
Sommige kinderen stellen je als leerkracht voortdurend op de proef. Druk, aanwezig, agressief, brutaal… Gedrag dat als storend wordt ervaren en waar we het liefst zo snel mogelijk een eind aan maken. Maar hoe? Omdat we van nature geneigd zijn te kijken naar wat er niet goed gaat, confronteren deze leerlingen ons met onze eigen onmacht. Zowel professioneel als persoonlijk.
Maar met een beetje goede wil en kennis is ook dit gedrag positief te beïnvloeden. En de basis daarvoor ligt in de driehoek leerkracht – leerling – ouders. Ik werk onder meer met STOP 4-7, een training voor kinderen, hun ouders en leerkrachten. Kinderen leren daarin dat aangenaam gedrag beloond wordt en zullen daardoor minder storend gedrag gaan vertonen. Ouders en leerkrachten leren hoe ze moeten belonen en krijgen tips rond positief opvoeden, die ze kunnen gebruiken om moeilijk gedrag aan te pakken. Daarnaast krijgen ze tips over wat je kunt doen als de positieve aanpak onvoldoende werkt. Want niet elk kind lijkt gevoelig voor deze manier van gedragsverandering. In de trainingen aan leerkrachten, kijken we bovendien naar wie jij zelf bent. Je hoeft niet alles te kunnen, maar je hebt allemaal je eigen kwaliteiten. Door ze te ontwikkelen leer je beter omgaan met storend gedrag.
Vriendelijk en duidelijk
Een voorbeeld. Hoe spreek jij de leerling aan? Ik zie dat ouders en docenten veel aan leerlingen vragen. “Wil je je tas pakken?” Of “Wil je je schoenen aan gaan doen?” De ‘lastige’ kinderen zullen hierop “Nee” antwoorden. Of ze raken halverwege de opdracht afgeleid en gaan wat anders doen. Een ‘ik wil’-boodschap laat veel minder ruimte voor alternatieven. Je hoeft overigens echt geen drill instructor te worden. Vragen waarop een ‘nee’ ook acceptabel is kun je gerust stellen. Maar als iets moet, zeg het dan gewoon.
Wanneer ik leerkrachten train hoor ik vaak dat ze bang zijn zo’n heel strenge juf of meester te worden. Door filmpjes te kijken en door met andere leerkrachten te praten, komen ze erachter dat een ‘ik wil’-boodschap ook vriendelijk kan zijn. En na een beetje oefenen dat het nog werkt ook. Enige vereiste is dat je het aan moet durven gaan. Docenten zeggen in eerste instantie vaak dat ze het al zo doen. Maar is je boodschap echt altijd zo duidelijk als je zelf denkt? Voor complimentjes maken geldt hetzelfde. Ik ken geen enkele leerkracht die het nooit doet, maar finetunen kan altijd.
Dertig leerlingen en dubbel zoveel ouders
De relatie tussen leerkrachten en ouders is de laatste jaren veranderd. Ouders zijn mondiger geworden en hebben door internet veel meer kennis tot hun beschikking dan vroeger. Je hebt niet alleen dertig kinderen in de klas, maar ook nog eens het dubbele aantal ouders. En allemaal vragen ze, net als hun kinderen, een andere insteek. Het is eigenlijk bijna niet te doen. Als het om het contact met ouders gaat, kun je niet veranderen wie zij zijn, maar zelf kun je wel dingen anders doen. In het tien-minutengesprek bijvoorbeeld. Meestal vertellen we tien minuten lang over hoe het gaat met het kind. Maar stel eens vragen. Het levert zoveel zinvolle informatie op om ouders eens te laten praten.
Samengevat gaat het om samen. Door leerlingen vaardiger te maken, door kritisch te zijn naar je eigen rol en door met ouders in gesprek te gaan, kun je leerlinggedrag positief beïnvloeden. Bundel dus de krachten en stel de vraag: Wat kunnen wij samen doen om het beste uit dit kind te halen? Daar wordt iedereen beter van.