Sander van Acht

Moderne hulpmiddelen als laptops, tablets en educatieve apps worden door sommige scholen omarmd als wondermiddelen. Ze moeten zorgen voor meer differentiatie en gepersonaliseerd onderwijs. Maar digitale hulpmiddelen alleen zijn niet voldoende. Sterker nog, als het niet doordacht gebeurt, zitten er concrete risico's aan de inzet van deze middelen. En daarmee doe je de potentie van ICT tekort.

Doelstellingen
Het begint met een duidelijke onderwijskundige doelstelling. Ik kom soms op scholen waar de doelstelling is om in 40% van de lestijd digitale middelen te gebruiken. Leraren die weinig kennis van en affiniteit met digitale hulpmiddelen hebben, weten niet wat hier onderwijskundig van ze wordt verwacht. Een makkelijke doelstelling is het wel, want hij lijkt goed meetbaar. Helaas meet je alleen het gebruik van een device, maar niet de impact ervan op het leren. Het is dus zaak om vast te stellen wat je met de inzet van de middelen wil bereiken om daar vervolgens de juiste toepassingen bij te zoeken.

Afspraken
Na de doelstellingen volgen afspraken. In eerste instantie over wat docenten minimaal moeten kunnen om met de devices en toepassingen te kunnen werken. Nu krijgen leraren vaak één of enkele keren training om met nieuwe hard- of software om te leren gaan. Maar daarbij zijn geen heldere criteria gesteld over wat men minimaal moet kennen en kunnen en dus worden die ook niet gecheckt. Er zijn geen afspraken of consequenties als leraren een training missen - of bewust 'duiken’- of het minimale niveau niet behalen binnen de afgesproken tijd. Hierbij pleit ik niet voor een afrekencultuur, maar wel voor het maken van duidelijke onderlinge afspraken. Zo weten leraren, leerlingen en leidinggevenden wat ze van elkaar mogen verwachten.

Leraren weten vaak niet waar ze aan toe zijn. Wat moeten ze écht weten en vooral ook wat niet. Daarbij speelt jargon als 'blended learning', 'flipped classrooms' en 'gepersonaliseerd onderwijs' een rol. Ik merk dat veel leraren hier het beeld bij krijgen van een 'aparte' wereld waar zij geen deel van uitmaken. Wanneer ben je als leraar met je leerlingen nou aan het 'blended leren'? En is dat relevant? ICT is gewoon een hulpmiddel, net als tafels en stoelen dat zijn. Zaak is kritisch te kijken wanneer het meerwaarde heeft. Duidelijkheid en heldere taal zullen de ervaren werkdruk rond ICT verlagen en de integratie van hulpmiddelen vergemakkelijken.

Scheve verhoudingen
Het gebrek aan afspraken leidt op scholen tot toenemende verschillen tussen leraren in vaardigheden en motivatie om digitale hulpmiddelen in te zetten. Zelfs binnen bijvoorbeeld vaksecties. Zo kan het gebeuren dat leerling A bij leraar 1 les krijgt middels een 'flipped classroom' model, terwijl leerling B op dezelfde school en voor hetzelfde vak bij leraar 2 een klassieke les krijgt. Hier spreek ik geen waardeoordeel uit over de beste didactische aanpak. Die is onder meer afhankelijk van de leerdoelen. Maar het geeft wel aan dat de organisatievorm op veel scholen - met (te) beperkte afspraken rondom ICT-training en de gewenste onderwijskundige inzet - een daadwerkelijk gedragen gemeenschappelijke visie op de meerwaarde van ICT in de weg zit. 

Onderbouw de inzet van ICT
Een goed onderbouwde inzet van ICT begint niet bij bottom up initiatieven van enthousiaste leraren, hoe inspirerend die vaak ook zijn. Het risico op wildgroei (denk ook aan de AVG) ligt op de loer, net als het verlies van specifieke kennis zodra een leraar van school wisselt. Daarbij vergroot de kloof tussen de 'voorlopers' en de 'digibeten' als de schoolleiding niet eerst een paar belangrijke antwoorden formuleert.

Een goed onderbouwde inzet van ICT begint met de volgende vragen:

  • Wat weten wij als schoolleiding zelf echt van de didactische en organisatorische mogelijkheden die ICT kan bieden? Kunnen we op basis van deze kennis goed leiding geven aan dit veranderproces? Hoe weten we waar we dan op moeten sturen?
  • Welke ICT hebben we minimaal nodig om ons huidige onderwijs goed te kunnen laten draaien? En welke vaardigheden voor leraren, leerlingen en leidinggevenden zijn daarbij minimaal nodig? Heeft iedereen die vaardigheden? Hoe gaan we dat checken, trainen en controleren? Wat is de consequentie als iemand toch 'duikt'?
  • Hebben we goed zicht op welke ICT er op dit moment al in onze school gebruikt wordt door docenten en leerlingen? Waar lopen datastromen van persoonsgegevens van leerlingen en leraren en welke mogelijke risico's spelen daar mee? Weten we waarom leraren en leerlingen zelf bepaalde (niet ondersteunde) software gebruiken? Welke functionaliteiten missen ze of denken ze te missen en willen/kunnen we daar als school in faciliteren?
  • Welk type ICT-vaardigheden willen we over 5 á 10 jaar in onze school terugzien? Welk type leraar is daarbij nodig en welke rol speelt ons aannamebeleid hierbij?

Houvast
Met een heldere doelstelling, goede afspraken en duidelijke taal haal je als schoolleiding een hoop spanning weg. Dan kun je het weer gewoon over leren hebben en over de vraag welke hulpmiddelen daar op dat moment het best bij passen. De ene keer is dat een vel papier met een potlood, de andere keer is dat een app. Als leraren weten wat ze wel en niet moeten kennen en kunnen, hebben ze houvast. Ze weten wanneer ze 'klaar' zijn met het ICT deel van hun professionalisering. Goed werkgeverschap betekent dat je daarin reddingsboeien biedt aan wie het nodig heeft. Dat begint met een directie die zelf het voortouw neemt en het juiste voorbeeld geeft. Zonder een 'teach as you preach' houding komt welke innovatie op ICT-gebied dan ook, niet verder dan de ICT-enthousiastelingen in een school. En daarmee gaat de enorme potentie van ICT verloren in goede bedoelingen en onwetendheid.