Discussiëren is leuk. Dat vindt niet iedereen natuurlijk, maar dat komt omdat het ook heel eng kan zijn. Mensen worden feller, gaan harder praten en eigenlijk past dat helemaal niet bij onze Nederlandse inborst. We polderen liever, want voor je het weet heb je ruzie. Dat is jammer, want discussie kan heel veel opleveren. En wie met leerlingen discussieert, brengt ze en passant ook nog eens allerlei vaardigheden mee waar ze rest van hun leven wat aan zullen hebben.

 

In mijn werk als coach, train ik ook docenten. Ik kan ze grofweg opdelen in twee groepen. Zij die discussiëren echt lastig vinden. Ze willen graag leren zich beter staande te houden wanneer leerlingen, collega’s of ouders de discussie aangaan. En daarnaast de docenten die best wel ruimte willen bieden voor discussie, maar dat wel in goede banen willen leiden. Want of je nu een discussie initieert of dat deze spontaan ontstaat, zo’n grote groep onder controle houden is best lastig.

‘Hou het leuk’

Kinderen en jongeren discussiëren graag. Elke docent zal herkennen dat leerlingen de discussie opzoeken, al is het maar om te bespreken of een toets kan worden verplaatst. Zo’n vraag is een prima discussiepunt om mee te oefenen. Discussiëren vraagt dat je nadenkt en dat je luistert. Het confronteert je met dingen waar je zelf nog niet eerder over na had gedacht en maakt verbaal sterker. Het bereidt leerlingen voor op een werkend leven waarin wordt verwacht dat ze kunnen ze presenteren, meedenken, debatteren en argumenteren.

We zijn vaak bang voor discussie omdat we het graag ‘leuk willen houden’.  En dat kan. Maak er een spel van. Werp een stelling op en laat ze los. Niet helemaal, maar zoals op het voetbalveld. Er zijn regels en lijnen waarbinnen het spel plaats mag vinden. Maar het blijft een spel. En ondertussen leren ze van alles zonder het zelf door te hebben.

(Van) discussiëren kun je leren

“Als een huisdier overlijdt zouden ouders van jonge kinderen dat huisdier moeten vervangen door een dubbelganger.” Dit vind ik één van de leukste stellingen om een discussie over aan te gaan in een klas. De leerlingen hebben hier nog nooit eerder over nagedacht, het speelt zich af in hun belevingswereld en stelt stiekem de vraag of ouders tegen hun kinderen mogen liegen. Dat hebben ze niet meteen door, maar dat besef ontstaat in het debat. Dat leidt dan vaak weer tot een onderscheid in liegen omdat het beter is en liegen wanneer dat niet goed is. In het verlengde hiervan kun je een discussie beginnen over de vraag of ouders het internetgedrag van hun kinderen met hulp van spyware in de gaten mogen houden. Deze stelling zal direct veel tegenstand krijgen. Daarom deel je de klas op in een voor- en tegengroep voordat je de stelling neerlegt. Juist een mening proberen te bedenken die niet klopt met die van jezelf, maakt je sterker in argumenteren.

Mijn ervaring leert dat leerlingen op scholen die ruimte bieden aan discussie, beter gaan schrijven en beter in staat zijn informatie te verwerken. Ze kunnen hoofd- en bijzaken scheiden en leren dat in razend tempo. Wanneer je een kwartiertje discussieert vliegen er zo 50 argumenten over tafel die allemaal gehoord, verwerkt en beantwoord moeten worden. Wie in zijn eentje een essay schrijft, leert van alles, maar juist hardop denken helpt je gedachten beter vorm te geven.

Vrees voor discussie is niet nodig als je geoefend bent. Wat in eerste instantie op boxen lijkt, blijkt bij nader inzien judo te zijn. Je buigt mee en waar nodig buig je om. Polderen is passé. Met een goede discussie is iedereen beter af.