De hersenen vormen het centrale regelorgaan van het menselijk lichaam. Ze verwerken informatie, coördineren gedrag, slaan ervaringen op en maken leren mogelijk. In het onderwijs zijn de hersenen essentieel, omdat ze aan de basis staan van denkprocessen, geheugen, taalverwerving en concentratie. Inzicht in hoe hersenen werken helpt bij het creëren van effectief en passend onderwijs.
Tijdens het leren worden in de hersenen nieuwe verbindingen tussen neuronen gevormd. Deze zogenaamde ‘neuroplasticiteit’ maakt het mogelijk dat leerlingen zich blijven ontwikkelen. De structuur en ontwikkeling van de hersenen bepalen mede hoe informatie wordt verwerkt en opgeslagen. Daarom is het belangrijk om leerstof aan te bieden in lijn met de mogelijkheden van het brein. Zie ook brein.
Verschillende hersengebieden hebben specifieke functies. Zo speelt de prefrontale cortex een grote rol bij plannen, zelfregulatie en aandacht. Het limbisch systeem is betrokken bij emoties en motivatie. Door te begrijpen hoe deze gebieden samenwerken, kunnen leerkrachten gerichter inspelen op het leerproces en de sociale interactie in de klas.
De hersenontwikkeling verloopt gefaseerd: in de kindertijd ligt de nadruk op taal en motoriek, terwijl in de adolescentie hogere cognitieve functies tot bloei komen. Hierdoor kunnen jongeren bijvoorbeeld pas laat abstract redeneren of langdurig plannen. Kennis van deze ontwikkeling helpt bij het voorkomen van overvraging en het afstemmen van instructie, bijvoorbeeld in relatie tot cognitieve belasting.
De hersenen vormen de biologische basis van intelligentie. Toch is intelligentie geen vaststaand gegeven. Onder invloed van omgeving, motivatie en leerervaringen kunnen leerlingen hun capaciteiten uitbreiden. Dit sluit aan bij het idee van potentieelgericht onderwijs en het belang van een groeimindset.