Gecontroleerde motivatie verwijst naar de drijfveren om te handelen die voortkomen uit externe druk, verplichtingen of verwachtingen. In tegenstelling tot intrinsieke motivatie, waarbij leren voortkomt uit nieuwsgierigheid of plezier, is bij gecontroleerde motivatie sprake van leren om iets te moeten of om straf of afkeuring te vermijden.
In het onderwijs uit gecontroleerde motivatie zich vaak in gedragingen als:
Hoewel dit soort motivatie effectief kan zijn voor het behalen van korte-termijndoelen, zoals toetsen of deadlines, is het minder duurzaam op de lange termijn.
Wanneer gecontroleerde motivatie langdurig overheerst, kan dit leiden tot:
Het risico is dat leerlingen leren “omdat het moet” in plaats van “omdat het zinvol of interessant is”.
Onderwijsprofessionals kunnen gecontroleerde motivatie geleidelijk ombuigen naar meer autonome vormen van motivatie, zoals intrinsieke of geïnternaliseerde extrinsieke motivatie. Dit kan door:
Het is belangrijk om als docent bewust om te gaan met motivatievormen. Een goede balans tussen gecontroleerde en autonome motivatie kan bijdragen aan een gezonde leerhouding en duurzaam leerproces. Meer over motivatie lees je in het lemma motivatie.