Ingrid van Essen
Pubers willen heel graag leren. Hun brein staat op scherp. Maar die leergierigheid komt alleen tot uiting onder de juiste omstandigheden. Een paar do’s en don’ts in de communicatie met pubers.
Stel vragen
Eigenlijk werken we als docenten veel te hard. Zodra een leerling ons wat vraagt komen we met een antwoord, een oplossing, met hulp of een ongevraagd advies. Uiteraard met de beste bedoelingen, we willen nou eenmaal dingen graag oplossen. Het is een soort Pavlov-reactie. Dat is niet zo gek, want het is onze taak om kinderen iets te leren. Wanneer ze iets niet snappen helpen we meteen en geven het goede antwoord. Maar in een gesprek kun je dat beter achterwege laten. Docenten zenden veel. Daarmee schakelen we het puberbrein uit. Zonde! Want vragen stellen stimuleert het probleemoplossend vermogen en vormt de basis voor een open en gelijkwaardig gesprek. Met een simpel wie, wat, waar en hoe voelt een leerling zich gezien en gehoord. Dat is vele malen effectiever dan ongevraagd advies.
Oordeel niet
“Die docent begrijpt mij niet.” Ik hoor het leerlingen vaak zeggen. Ze zijn boos of verdrietig, maar voelen zich door hun docent niet serieus genomen. Het kan lastig zijn om niet boos te worden op een tierende puber of er een oordeel over te hebben, maar het heeft ontzettend weinig zin; je raakt het contact kwijt. En wanneer een leerling verdrietig is, zijn we al snel geneigd dat te sussen. Eigenlijk bagatelliseren we zijn gevoel. Vraag eens waarom hij verdriet heeft of toon begrip voor zijn boosheid. Een uitwisseling, zonder oordeel, waarin de leerling weet dat zijn gevoel mag bestaan. Docenten en leerlingen zijn niet elkaars gelijken, maar gelijkwaardigheid kan wel.
Wees jezelf
Voor pubers is de toekomst een abstract begrip. Ze werken niet voor de toekomst. Wel voor hun docent. De docent als rolmodel wordt wel eens onderschat, maar ik vergelijk het vaak met een spiegelreflex. Een docent die enthousiast is, krijgt vanzelf enthousiaste leerlingen. Een docent die complimentjes maakt, krijgt zijn leerlingen aan het werk. Zelfs als ze het vak moeilijk vinden. Probeer de verbinding te maken met je leerlingen. Hoe? Wees authentiek. Pubers voelen het haarfijn aan als je te hard probeert of je best doet. Doe dus niet je collega na, hoe leuk die ook is. Elke docent heeft een unieke eigenschap. De een is enthousiast, een ander heeft humor en de volgende moet het meer hebben van zijn empathisch vermogen. Ga op zoek naar die eigenschap waarmee jij de klik kan maken.
Oefenen
Gelijkwaardig communiceren, niet oordelen, vragen stellen… Wanneer ik hierover spreek zeggen veel docenten dat ze dat wel weten. Maar de praktijk is weerbarstig. In rollenspellen merken docenten vaak al snel dat ze weer in de fix-stand schieten. “Oh, ik luister niet echt” of “Voor ik het wist zat ik alweer oplossingen aan te dragen” zeggen ze dan. Een Pavlov-reactie afleren is niet gemakkelijk, maar een goede relatie met je leerlingen is meer dan de moeite waard. Veel oefenen dus. Tot slot een ezelsbruggetje om vanuit gelijkwaardigheid te blijven communiceren: Wees een OEN, open en eerlijk en vooral nieuwsgierig. En laat OMA wat vaker thuis; oordeel, mening en advies. De puber zal je dankbaar zijn!