Normering in het onderwijs verwijst naar het vaststellen van een grens of referentie waarmee de prestaties van leerlingen worden beoordeeld. Bij gestandaardiseerde toetsen en examens bepaalt de normering welke score voldoende is, en hoe cijfers tot stand komen. Normering zorgt voor eenduidigheid en vergelijkbaarheid, maar roept ook vragen op over eerlijkheid, verwachtingen en onderwijskansen.
Bij veel centrale toetsen, zoals de eindexamens, wordt de normering achteraf bepaald. De uitkomsten van alle kandidaten worden geanalyseerd, en op basis daarvan wordt een norm (N-term) vastgesteld die het cijfer bepaalt. Hierdoor kunnen jaar-op-jaarverschillen in toetsmoeilijkheid worden gecompenseerd. Ook bij toetsen in het primair onderwijs, zoals de eindtoets, wordt gebruikgemaakt van genormeerde scores. Deze scores worden vergeleken met landelijke gemiddelden en referentieniveaus.
Normering dient meerdere doelen:
Hoewel normering bijdraagt aan eerlijke toetsafname, zijn er ook zorgen over:
Daarom is het belangrijk normering te combineren met formatieve evaluatie en brede leerlingontwikkeling.
Bij onderpresteren kan normering extra scherp naar voren komen: leerlingen die niet op hun potentieel scoren, vallen mogelijk uit de boot bij genormeerde selecties. Aandacht voor motivatie, zelfvertrouwen en passende toetsing blijft daarom essentieel.