Home > Onderwijs begrippen
Wat is het geen-bodem-syndroom?
Het geen-bodem-syndroom is geen officiële diagnose, maar een term die in de jeugdzorg en het onderwijs wordt gebruikt om leerlingen te beschrijven die een ernstig tekort hebben ervaren aan basisveiligheid, liefde, bevestiging of zorg. Hierdoor is er als het ware geen "bodem" gelegd onder hun ontwikkeling, wat leidt tot aanhoudende gedrags- en hechtingsproblemen.
Kenmerken in het onderwijs
Leerlingen met het geen-bodem-syndroom kunnen zich onveilig voelen, zelfs in stabiele situaties. Typische kenmerken zijn:
- extreem wantrouwen tegenover volwassenen
- moeite met nabijheid of hechting
- sterke behoefte aan controle en onvoorspelbaar gedrag
- manipulatief of sociaal onaangepast gedrag
- emotionele afvlakking of juist sterke uitbarstingen
Dit gedrag is vaak een overlevingsstrategie, ontstaan in de vroege kindertijd.
Implicaties voor de klas
Leerlingen met het geen-bodem-syndroom stellen hoge eisen aan het pedagogisch klimaat. Ze vragen om voorspelbaarheid, consistentie en relationele veiligheid — maar bieden dit zelf vaak niet terug. Dat maakt het begeleiden van deze leerlingen intensief en vraagt veel van de leerkrachtvaardigheden.
Ondersteuning en samenwerking
Succesvolle begeleiding vraagt om:
- duidelijke grenzen en voorspelbaar gedrag van volwassenen
- langdurige relatieopbouw met veel geduld
- samenwerking met ouders, zorgcoördinatie en jeugdhulpverlening
- kennis van trauma en hechtingsproblematiek
Hoewel herstel van de "bodem" complex is, kunnen leerkrachten bijdragen aan veiligheid, rust en stabiliteit.