Henk Keesenberg

171 deelnemers beoordelen Henk Keesenberg met een 7,3

Passend onderwijs is nog niet waar het zijn moet. Een tekort aan leraren. De moeizame afstemming tussen jeugdzorg en gemeente. Negatieve verevening... Ze maken van passend onderwijs een complex vraagstuk, waarbij leerlingen het kind van de rekening kunnen zijn. Dat moet natuurlijk beter. Het goede nieuws is: Het kán ook beter. Als we eens wat vaker achter één laptop kruipen bijvoorbeeld. En als samenwerkingsverbanden net iets meer tijd krijgen om veranderingen door te voeren.

Het lerarentekort staat al sinds jaren hoog op de agenda. Het (V)SO kan maar moeilijk goede leerkrachten vinden. Het effect op samenwerkingsverbanden is dat het steeds moeilijker wordt om leerlingen op de best passende onderwijsplek te krijgen. Ze komen op een wachtlijst en in sommige gevallen thuis te zitten.

Vijf instanties, één kind

Ondertussen blijft de afstemming tussen jeugdzorg en gemeente ingewikkeld. In de regio waarin ik zelf werkzaam ben is een SBO school met ongeveer zeventig leerlingen, waar zo’n veertig verschillende jeugdzorginstellingen actief zijn, allemaal met hun eigen specialismen en deskundigheid. Er lopen in die regio in totaal 300 aanbestedingen. Dat zijn dus zeer veel verschillende hulpverlenende instanties alleen al in dat stukje Nederland.

In de praktijk zie je dat er soms wel drie, vier of vijf instanties met één kind bezig zijn. Voor het feit dat hij autistisch is bijvoorbeeld en omdat zijn ouders zijn gescheiden, maar ook omdat hij dyslectisch is. Dat betekent allemaal verschillende mensen over de vloer, die verschillende plannen schrijven en verschillende afspraken maken vanachter verschillende laptops. Die mensen zouden eens – samen met het onderwijs - achter één laptop moeten kruipen en het kind in zijn context moeten zien. Hij is een kind in al zijn facetten. Niet alleen zijn autisme.

Wie gaat dat betalen?

Kijk met elkaar naar wat je doet, wat de ander doet, vanuit welke gedachte en hoe je dat op elkaar af kunt stemmen. Leg het vast en bedenk je daarbij hoe dat voor het kind doorwerkt op school. Dat hier ook een financieel plaatje aan vast zit, mag niet doorslaggevend zijn. We praten vaak over euro’s en de vraag wie er gaat betalen. Want het ene vraagstuk hoort bij school en het andere bij jeugdzorg. Maar daarmee verliezen we kinderen uit het oog. Kom samen tot een oplossing en maak afspraken over de bekostiging.

Een voorbeeld van een goede samenwerking bij ons in de regio is ‘De Thuiszittafel’. Een overleg over thuiszitters met scholen en leerplicht. Het is klein en makkelijk te organiseren, kost weinig, maar werpt zeker haar vruchten af.

Iets meer tijd

Een laatste grote uitdaging is de negatieve verevening. In sommige gebieden hebben samenwerkingsverbanden veel minder geld te besteden dan in andere gebieden. Grotestadsproblematiek is daarvan niet de oorzaak, zoals vaak wordt gedacht. Het zijn de gebieden waar meer kinderen speciale hulp (hebben) ontvangen. Omdat daarvoor geen aanwijsbare oorzaak is te vinden, is besloten dat alle samenwerkingsverbanden genoeg moeten hebben aan hetzelfde budget. Sommige krijgen dus meer dan voorheen, andere minder. Ze hebben vijf jaar om zich aan die situatie aan te passen. Het kan, daar ben ik van overtuigd, zonder dat dit ten koste van de kinderen gaat. Maar niet binnen vijf jaar. Als samenwerkingsverbanden te snel moeten reorganiseren, kunnen kinderen daar het slachtoffer van worden.

Passend onderwijs is passen en meten. Eerst kijken naar wat het beste is en daarna uitkomen met budget. Niet andersom. Want achter elke factuur zit een kwetsbaar kind. Wat hem of haar het beste past, is het enige dat telt.